Hoofdstuk 6


Schoppenvrouw






Nort en Dirk stapten samen in de richting van het politiebureau. Het gebeurde wel vaker dat Nort er de voorkeur aan gaf een eindje te lopen. Hij was van mening dat autorijden op de duur de spieren verslapt. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de mensen over een paar eeuwen een overontwikkelde rechtervoet krijgen, zoiets als een zwemvin, van het eeuwige drukken op het gaspedaal
Ze hadden een urenlang verhoor van Meck en Buf bij de rechter van instructie achter de rug. Het had niets opgeleverd, evenmin als de confrontatie met Dingo, de man die ze bij het huis van Nort hadden gearresteerd. De frisse lucht en de beweging deden hun goed. Een oude vrachtwagen passeerde met veel gepiep en gerammel. Hij hield een eindje verder stil, bij een schutting die een stuk grond met populieren afsloot. Een man stapte uit de vrachtwagen. Hij droeg een blauwe schipperstrui en een broek van dezelfde kleur. De pijpen van de broek waren wel tien centimeter te kort en zo ouderwets breed, dat ze mal om zijn benen flapperden. Ook aan de bovenkant was de broek te groot uitgevallen. Met een hand op de buik en een hand op de rug trok de man de broek op. Hij kwam Dirk bekend voor. Pas toen hij zijn hoed afnam, die helemaal niet paste bij zijn schipperskleren, herkende Dirk hem.
'Sam Suffie!' riep hij uit.
Sam gaf hem teken niet zo hard te roepen. Hij was wel enigszins gerustgesteld dat Dirk hem niet dadelijk had herkend, nu hij zijn baard had afgeschoren en andere kleren aangetrokken, maar daarom hoefde Dirk zijn naam nog niet uit te bazuinen.
'Mijnheer Nort,' zei Sam, 'ik ben zojuist in mijn hut geweest om enkele spullen te halen.' Hij wees naar wat huisraad dat op de open vrachtwagen lag. 'De deur was opengebroken,' vervolgde hij, nog onder de indruk. 'Ze hebben de hele boel ondersteboven gehaald.'
'Mis je iets?' vroeg Nort.
'Alleen de kleine koffer.'
'Welke koffer?'
'Waar het straalkacheltje in heeft gezeten...' Sam wreef nadenkend over zijn kin. 'Ik vraag me af...' begon hij, maar wat hij zich afvroeg kwam er niet uit.
Sam schrok hevig toen er iets met een doffe slag tegen zijn hoed vloog. Hij bukte zich om zijn gevallen hoed op te rapen en bleef in gebogen houding met bonzend hart achter de vrachtwagen weggedoken.
Zijn eerste gedachte was dat de kerels die zijn hut hadden doorzocht hem gevolgd waren. Toen zag hij pas dat hij een aardkluit tegen zijn hoed had gekregen. Meteen volgden er meer projectielen: ze kwamen achter de schutting vandaan.
Een meisje met kortgeknipt, lichtblond haar en een gescheurde spijkerbroek klauterde als een kat over de schutting. Ze was echter niet zo vlug of ze werd nog door een paar rondvliegende aardkluiten geraakt. Op handen en voeten kwam ze op de grond terecht, holde naar de vrachtwagen en ging erachter schuilen.
Nort en Dirk waren intussen ook achter de auto weggedoken. Enige aardkluiten kwamen in de laadbak terecht. Een aluminium pan kiepte om en een aantal rijpe tomaten rolden eruit.
De hoofden van vier jongens kwamen boven de schutting uit. Een van de bengels hees zich op en ging schrijlings op de schutting zitten. De drie anderen bleven met aardkluiten smijten die ze met gras en al uittrokken. Ze pakten ze bij de lange grashalmen en slingerden ze met kracht weg.
Sam kwam achter de auto vandaan en balde dreigend zijn vuist, terwijl hij zijn gezicht met de andere arm beschutte. Zodra het meisje zag dat ze hulp kreeg, ging ze tot de aanval over. Ze greep de gevallen tomaten en bekogelde er samen met Dirk haar tegenstanders mee. Een van de jongens kreeg een tomaat in zijn gezicht voor hij weer kon wegduiken. De jongen die op de schutting zat verloor zijn evenwicht bij een poging om een tomaat af te weren en gleed op straat. Hij trok zich met beide handen weer op om over de schutting te duiken. Maar Sam schoot toe, greep hem bij de voeten en haalde hem terug. Hij zag dat het Mark was en trok hem bij zijn oor naar de vrachtauto.
'Jij weer!' foeterde Sam.
'Au Sam!' riep Mark, die hem aan zijn stem herkend had.
'Je verdient het!'
Sam was nog wat overstuur van de schrik en zei tegen Nort:
'Mark heeft ook de pijl met het boze oog in mijn deur geschoten... Daar is alles mee begonnen.'
Hij liet Mark los, die echter geen moeite deed om er vandoor te gaan en erg vijandig naar Neppie keek.
'Jullie zijn wel moedig, hoor!' vond Nort. 'Met vier jongens tegen ��n meisje.'
'Ik heb niet gesmeten,' verdedigde Mark zich verontwaardigd.
'Maar je was er bij,' zei Dirk.
Mark wees beschuldigend naar het meisje: 'Neppie heeft onze wigwam in brand gestoken!'
'Niet waar!' riep Neppie vinnig terug.
'Met meisjes krijg je alleen maar narigheid,' zei Mark boos.
'Generaliseren is dom en hatelijk,' merkte Nort droogjes op en voegde er met een knipoogje aan toe: 'Bovendien vind ik een meisje erg fijn.'
Mark kon erop dat ogenblik helemaal niet het fijne van waarderen. Dat Nort partij trok voor Neppie maakte hem nog giftiger.
'Ze woont pas een paar dagen bij ons in de buurt en we krijgen al mot,' voer hij uit. 'Ze heeft de mooiste wigwam in brand gestoken die er ooit geweest is.'
Dat was nu wel een beetje overdreven. Het ding dat ze van jute en bonestaken hadden gemaakt was eerder miezerig uitgevallen. Maar Mark had in zijn verbeelding de tent veel groter en mooier gezien. Nu ze in rook was opgegaan bleef alleen het beeld van 'de mooiste wigwam die er ooit geweest was' in zijn herinnering over.
'Heb jij de tent in brand gestoken, Neppie?' vroeg Nort.
Neppie schudde heftig het hoofd. 'Nee, mijnheer.'
'Ze liegt!' riep Mark nog heftiger uit. 'We hebben haar zien wegrennen toen de tent brandde... Omdat we haar niet lieten meespelen, heeft ze gedreigd dat ze het ons betaald zou zetten.'
Nort kwam tussenbeide om Neppie de gelegenheid te geven zich te verdedigen.
'Een man heeft de tent in brand gestoken. Ik heb het zelf gezien,' riep ze. Mark haalde woedend de schouders op. Wat Neppie vertelde leek nergens naar, vond hij. Maar Nort dacht er anders over en vroeg hem:
'Waar waren jullie toen het gebeurde?'
'Bij de hut van Sam. We zijn meteen naar de tent gehold toen we de rook en de vlammen zagen.'
'De zaak lijkt mij duidelijk,' zei Nort tegen Dirk en Sam. 'De man die de brand heeft gesticht, is een van de kerels die daarna de hut hebben doorzocht. Dat vuurwerk was nodig om de kinderen uit de buurt van de hut te krijgen.'
Nort keerde zich daarop naar Mark om hem ervan te overtuigen dat Neppie de tent heus niet in brand had gestoken. De jongen zat er een beetje mee verveeld.
'Nou goed,' gaf hij tenslotte toe. 'Dan heeft ze het niet gedaan.'
'Je mag je wel verontschuldigen,' vond Nort.
Mark keek naar de grond. Dat was teveel gevraagd, zo meteen...
'Vind je niet?' drong Nort aan.
'Ja,' knikte Mark. Hij kon met de beste wil van de wereld niet meer zeggen. Maar het was voor Neppie genoeg. Ze kwam dichterbij en stak haar hand spontaan uit. Mark drukte haar hand op een wat linkse manier.
Sam was intussen in de cabine gaan zitten. Nort riep hem toe dat ze meereden en nodigde de kinderen uit in de laadbak te klimmen. Dat liet Neppie zich geen twee keer zeggen. Terwijl ze met Nort en Dirk en plaatsje tussen de rommel zocht, wenkte ze Mark:
'Rij je ook mee?'
Mark aarzelde. Hij had wel graag een eindje meegereden, maar hij was het nog niet met zichzelf eens of dat wel met zijn waardigheid strookte. Neppie liep ook zo hard van stapel! Bovendien hadden de andere jongens alles gevolgd door de spleten van de schutting. Ze staken hun hoofden weer op.
'Rij je ook mee?' riepen ze tergend in koor, terwijl ze een meisjesstem imiteerden.
Mark verdreef de spotters met de tomaten die nog op straat lagen. Neppie herhaalde haar vraag.
'Ik moet naar huis,' antwoordde Mark ontwijkend.
Toen de vrachtwagen wegreed stak Neppie haar hand op. Mark groette niet terug. Zijn drie vrienden waren weer over de schutting geklauterd en kwamen bij hem staan.
'Jij bent een mooie!' schimpten ze. 'Pootjes geven aan dat meisje.'
'Ze heeft de tent niet in brand gestoken,' verdedigde Mark haar. De anderen lachten honend. Ze scholden hem uit voor meisjesgek en lieten hem alleen.
Mark slenterde naar de schutting en keek de jongens na, die wegrenden. Eigenlijk was Neppie van het begin af aan in zijn smaak gevallen. Zijn vrienden hadden haar gemeden en hij had er aan meegedaan uit solidariteit. Hij was er nu niet erg trots op. Om het goed te maken haalde hij een stuk krijt uit zijn broekzak, tekende iets dat het hoofd van Neppie moest voorstellen en schreef eronder:
NEPPIE IS EEN TOFFE MEID

Het speet Mark dat hij niet was meegereden met de vrachtauto. Hij vond het lam dat hij zich door zijn makkers had laten be�nvloeden in plaats van zijn eigen zin te volgen. En Mark zou nog meer spijt gehad hebben als hij had kunnen zien dat Nort tijdens het rijden een accordeon uit het huisraad van Sam te voorschijn haalde en er ging op spelen.
Neppie luisterde zo geboeid dat ze pas opkeek toen ze door de Burgwal reden en de winkel van Elia naderden. Ze tikte op de ruit van de cabine om Sam te laten stoppen.
'Hier woon ik!' riep Neppie boven het lawaai van de vrachtwagen uit.
'Bij Elia!' zei Dirk verrast.
Ze knikte lachend en wipte van de laadbak. Neppie wilde afscheid nemen, maar Nort sprong van de wagen.
'We gaan met je mee, Neppie,' zei hij.
Nort gaf Sam te verstaan dat hij kon doorrijden en volgde Neppie en Dirk de winkel in.
'Goeiedag!' groette hij Elia, die naar hen toekwam.
Dirk had heel even de indruk dat ze er bezorgd uitzag. Ze groette terug met een kort knikje.
'Je hebt een flinke dochter, Elia,' zei Nort.
'Neppie is de dochter van mijn zuster,' wees Elia hem terecht.
'O zo!' antwoordde Nort. Maar Dirk zag aan de manier waarop zijn ogen begonnen te glinsteren dat er meer achter zijn hoffelijke belangstelling zat.
Elia monsterde Neppie, die niet erg schoon uit het gevecht met de aardkluiten te voorschijn was gekomen.
'Wat zie je d'r uit!' zei ze. 'Ga jij je eerst maar afspoelen.'
Toen Neppie weg was viel er een stilte.
'Kan ik u ergens mee helpen?' vroeg Elia tenslotte.
Nort glimlachte: 'We kwamen alleen Neppie even thuisbrengen.'
'Meer niet?'
'Meer niet,' antwoordde Nort op dezelfde toon en met hetzelfde ondoorgrondelijke gezicht.
Elia ging voor en liet de bezoekers uit. Bij het afscheid zei ze nog:
'Als u me nodig hebt kunt u me altijd opzoeken.'
'Dank je.' Nort glimlachte. 'Misschien zou je nog eens de kaarten voor me kunnen leggen.'
'Wie weet...' antwoordde Elia met een even raadselachtig glimlachje.

Onderweg naar het politiebureau vroeg Nort opeens:
'Weet jij nog wat Elia me bij het kaartleggen heeft voorspeld, Dirk?'
Het kaartleggen had op Dirk een sterkere indruk gemaakt dan hij zelf vermoedde. Hij kon zich alles nog goed herinneren: de waarschuwing voor een machtige en gevaarlijke tegenstander, de steun van een man in uniform, het twijfelachtige geval van een donkerharige vrouw, een blond kind, de moeilijkheden, de strijd en de onzekerheid...
Terwijl Dirk dat allemaal opsomde drong het tot hem door dat de voorspellingen van Elia voor een groot deel waren uitgekomen. Het was onverklaarbaar, hij kon het niet geloven, en toch...
'Hoe kon ze dat alles vooruit weten?' onderbrak hij zijn gepeins. 'Ik bedoel, wat ze uit de kaarten voorspeld heeft.'
Omdat Nort daar niet op antwoordde, stelde hij in alle ernst de vraag: 'Geloof jij in kaartleggen, Nort?'
Nort grinnikte: 'Wat ik geloof is dat Elia haar ogen en oren gebruikt en dat ze een heleboel weet.'
Het arme hoofd van Dirk tolde ervan. Hij kon er niet meer bij. Waarom had Nort voor de drommel het gesprek op het kaartleggen gebracht? En wat bedoelde hij precies met zijn antwoord?
Op dat ogenblik gingen ze het politiebureau binnen. Zodra ze het kantoor van Talboom naderden hoorden ze hem met luide stem uitvaren.
'Binnen!' riep hij bars toen Nort klopte.
Inspecteur Jens zat er met een bedrukt gezicht. Commissaris Talboom wachtte geen ogenblik om de oorzaak van zijn ontstemming mee te delen. Dingo, het derde bendelid, dat ze voor confrontatie met Meck en Buf bij de rechter van instructie hadden gebracht, was ontsnapt. Het moest tijdens het terugbrengen naar de gevangenis gebeurd zijn. En Jens, die naast de chauffeur zat, had helemaal niets gemerkt. Omdat er met Talboom geen land viel te bezeilen richtte Jens zich tot Nort:
'We hebben de man met de gevangen iswagen vervoerd,' verklaarde hij. 'Er is maar ��n deur, aan de achterkant. Ik had de sleutel. Je kunt de deur alleen van buiten af open maken en toen we in de gevangenis kwamen was de wagen leeg!'
'Dan is Dingo opgelost in de lucht, als een geest!' riep Talboom schamper uit.
'Ik zie maar ��n mogelijkheid,' hernam Jens na een korte stilte: 'We werden in de Luikstraat opgehouden door een autobus die uit een zijstraat kwam en die dwars over de rijweg bleef stilstaan.'
Nort liet hem het voorval in alle bijzonderheden vertellen. Het had een tijdje geduurd voor de doorgang was vrijgemaakt en ze verder konden rijden. Bij de opstopping die daardoor ontstond was onder meer een handkar met huif betrokken, zoals straatarbeiders gebruiken.
'Die handkar stond vlak achter de gevangeniswagen,' zei Nort.
Jens knikte. Er was een waakzame uitdrukking op het gezicht van Nort gekomen. Hij leek op een speurhond die op een warm spoor zit. Hij vroeg de inspecteur verder uit over het voorval.
'Ik heb weinig gelegenheid gehad om wat op te merken,' bekende Jens. 'Ik had mijn handen vol om orde in de chaos te brengen. Er was ook nog een dame die met een sportwagen klem zat in de opstopping.'
'Was het een witte Mustang?' vroeg Nort direct.
Inspecteur Jens knikte verrast.
'Droeg ze een hoofddoek en zonnebril?'
Weer knikte Jens, nog meer verrast.
'Zoudt u de dame van de sportwagen herkennen als u slechts een deel van haar gezicht te zien kreeg, inspecteur?
'Ik denk van wel.'
Nort haalde zijn portefeuille te voorschijn en trok er een foto uit. Dirk keek nieuwsgierig mee. Het was een opname van de dame met de hoofddoek, zoals Nort en Dirk haar gezien hadden toen ze haar op de weg van Nersdonck naar Vellem hadden tegengehouden.
'Dat is dezelfde dame!' bevestigde Jens verbluft.
'En herkent u dit?'
Nort toonde hem een foto waar de witte Mustang helemaal op stond.
'Haar wagen!' riep Jens uit.
'Alles werd volgens een zorgvuldig voorbereid plan uitgevoerd,' besloot Nort. 'De autobus moest de weg versperren. De handkar met de huif werd van achteren tegen de gevangeniswagen geduwd. Zo kon de deur worden opengemaakt en stapte Dingo eenvoudig in de handkar over, waar hij zich onder de huif schuilhield. Intussen zorgde de dame met de hoofddoek ervoor dat de aandacht van inspecteur Jens werd afgeleid...'
Er volgde een stilte waarin ieder voor zich de feiten probeerde te verwerken.
'Hoe kom je aan die foto's?' vroeg Dirk.
'Dat is het geheim van de verborgen camera,' antwoordde Nort. Hij wees op de onderste knoop van zijn jas en liet zien dat er en lens van een miniatuurcamera in verborgen zat. De camera zelf zat in de jaszak, die onzichtbaar doorliep tot de knoop. Nort haalde het apparaatje eruit.
'Klein maar precies,' verklaarde hij. 'Het kost alleen heel wat oefening voor je behoorlijke foto's kunt schieten zonder zoeker.'
Talboom bracht het gesprek weer op de dame met de hoofddoek. De rol die ze bij de gebeurtenissen speelde was hem niet duidelijk.
'De vrouw was zowel bij het optreden in Mimosa als bij de ontsnapping van Dingo betrokken,' zei Dirk. 'Dus hoort ze bij de bende.'
Wat voor Dirk een waarheid was als een koe, deed Nort alleen maar sceptisch kijken. Dirk wist uit ervaring dat er in zijn gevolgtrekking een steek moest loszitten als Nort zo reageerde. Hij besloot daarom wat minder stellig:
'Op z'n minst werkt ze ervoor. Dat is duidelijk.'
Maar ook dat scheen voor Nort niet zo duidelijk. Hij keerde zich naar Talboom.
'Toen ik in de schuilkelder van Mimosa zat heeft een onbekende vrouw de politie gewaarschuwd.
'Ja,' bevestigde Talboom.
'Is het mogelijk haar stem te laten horen?' vroeg Nort, want hij wist dat elke oproep op een geluidsband werd vastgelegd.
Commissaris Talboom liet de bandopnemer brengen en de geluidsband afdraaien met de waarschuwing: 'Zeg commissaris Talboom dat Axel Nort in de schuilkelder van Mimosa in Nersdonck-Vellem opgesloten zit. Hij heeft dringend hulp nodig.'
Talboom schakelde het apparaat uit. Inspecteur Jens had zeer verwonderd de oproep beluisterd.
'Het is de stem van de dame met de hoofddoek,' zei Jens. 'Dezelfde donkere, geheimzinnige stem.'
Nort gaf met een knikje te kennen dat die vaststelling volkomen aan zijn verwachtingen beantwoordde. Alleen werd de zaak van de dame met de hoofddoek er niet duidelijker om. Wat dreef haar ertoe met de bende samen te werken en terzelfder tijd de politie te waarschuwen?
'Het is in ieder geval een prettige ervaring als je onverwachts hulp krijgt van een dame met een donkere, geheimzinnige stem,' besloot hij filosofisch.
Nort pakte de miniatuurcamera van het bureau en duwde hem weer op zijn plaats in de jaszak, met de lens in de onderste knoop. Toen hij ermee klaar was tastte hij in zijn zak en haalde er tot zijn verbazing een speelkaart uit. Het was een schoppenvrouw. Op de achterkant stond:
DE BAAS IS HUGO DILBERT. FENIKSSTRAAT 118
'Wat is dat?' vroeg Dirk.
'Nog een onverwachte hulp, uit een andere hoek. Met deze schoppenvrouw krijgen we een mooie troef in handen, Dirk!' antwoordde Nort.
'Ze komt van Elia!' riep Dirk opgewonden uit. Hij herinnerde zich meteen dat Elia rakelings langs Nort naar de winkeldeur was gegaan toen ze hen uitliet. Zij had de kaart in zijn jaszak gestoken! Nort bladerde vlug in het telefoonboek. Hij vond op de naam en het adres een schoenwinkel en zei met fonkelde ogen:
'We gaan die mijnheer Hugo Dilbert even een schoentje passen!'




Terug naar de inhoudsopgave

Vorige (5e) / Volgende (7e) hoofdstuk